Inmiddels hebben de meeste van jullie bij stukjes en beetjes de informatie over de laatste dagen van onze tocht al gehoord. Hierbij wil ik (Peter) graag mijn relaas over de laatste paar dagen geven. Zoals we van plan waren, zijn we de 16e ’s ochtends om 2 u opgestaan en naar ABC geklommen. We hebben daar de rest van de dag wat rondgehangen. Namgya heeft ons nog voorgesteld om de 19e een toppoging te doen, ondanks het feit dat het dan extreem druk zou zijn. We hebben besloten om toch aan ons plan van de 20ste vast te houden omdat Jetze zich niet helemaal top voelde. In retrospectief had het toch niet uitgemaakt want op de 17e, terwijl we wat rondhingen, werd er opeens om eerste hulp geroepen. Ik ben toen omhoog gerend en er werd een zwaargewonde sherpa de tent van een van de grotere organisaties binnengedragen. Het was Pem, een van de sherpa’s van Jagged Globe. Toevallig ken ik de leider van Jagged Globe, David Hamilton, omdat hij vorig jaar de beheerder van Vinson base camp was en ik daar met hem geklommen had. Eerder was hij bij ons in EBC al op de thee geweest want Namgya kent hem uiteraard goed. Omdat een plaats voor kamp 3 (op de steile, verijsde wand van de Lhotse met maar op een paar plaatsen sneeuw om een plateau uit te hakken) heel moeilijk is, had David voorgesteld bij hem te komen staan. Namgya had dat aanbod geaccepteerd. In de ochtend van de 17e was er echter een serac naar beneden gestort op het kamp van Jagged Globe waarbij een sherpa hoofletsel had opgelopen (maar met hulp nog naar kamp 2 kon komen) en de andere, Pem, een arm en een been had gebroken en per geimproviseerde brancard naar kamp 2 was gebracht omdat helicopters niet in kamp 3 kunnen landen. Ik heb Pem zo goed en kwaad als het ging aan de gang gehouden en gestabiliseerd tot de heli kwam. Ondertussen hoorde ik dat Jagged Globe veel pech had gehad. Eerst een (uiterst ongebruikelijke) lawine vanaf de Nuptse in kamp 1, waarbij alle tenten waren vernield en sommige klimmers uit 5 m sneeuw moesten worden uitgegraven, maar waarbij geen slachtoffers waren. Wel hadden 8 van de 12 klimmers er de brui aan gegeven en met dit ongeluk twijfelde David eraan of de hele expeditie wel door moest gaan. Toen Namgya hoorde van de neergestorte serac, is hij onmiddelijk naar kamp 3 geklommen en vond, zoals verwacht, dat ons kamp ook verwoest was. Gelukkig hadden wij de tenten neergehaald. Namgya heeft al onze spullen uitgegraven en naar een nieuwe plaats zo’n 80 m oostelijker gebracht (en was binnen de 5 uur weer op ABC, z’n reputatie als klimmachine bevestigend). Als we besloten hadden de 19e een toppoging te wagen, waren we – afhankelijk van de timing of bedolven onder de serac of hadden bij verrassing ons kamp verwoest aangetroffen. Hoe dan ook de 18e zijn er via een nieuwe, veel oostelijker route op de Lhotse wand naar kamp 3 gegaan. De nieuwe route is gemakkelikker maar wel veel langer. Jetze voelt zich nog steeds niet helemaal tip-top en Namgya staat erop dat ‘ie met zuurstof slaapt. Jetze slaapt erop als een roos en bewijst hoe vreselijk verslavend zuurstof is. De volgende ochtend (19 mei) vertrekken we ’s ochtends vroeg naar kamp 4 (met zuurstof). Het is een klim van 900 m en vreselijk druk op de route. We komen tegen de middag aan op de vreselijk desolate en winderige South Col waar Pasang en Namgya snel een tent opslaan en ons in onze slaapzakken commanderen want om 19 u beginnen we met onze toppoging. Om 19 u gaan we inderdaad goedgemutst op pad. De dag ervoor (windloos en met prachtig weer) zijn talloze mensen met veel minder voorbereiding en conditie op de top gekomen (hoewel er ook 2 doden vielen, waaronder een Duitse arts: we spraken gisteren iemand die daarbij was) dus dat zullen wij ook wel doen. Tegen de verwachting in gaat de wind niet liggen maar wordt steeds sterker en af en toe sneeuwt het. We komen al gauw in een file terecht en gaan langzaam. Tot overmaat van ramp begeeft m’ n hoofdlampje het (ondanks het feit dat ik er die middag nieuwe batterijen in gedaan had) en moet ik min of meer in het donker klimmen. Helaas is het nieuwe maan dus het is echt stikdonker en we gaan steeds moeizamer. We zijn niet de enigen die het moeilijk hebben: diverse klimmers ligen uitgeput langs het pad. Het waait harder en harder. Op de ‘Balcony’ op 8400 m wisselen Pasang en Namgya onze (half)lege zuurstofflessen volgens plan maar Namgya maakt zich zorgen over ons tempo. Het weer verslechterd alleen maar en de wind neemt toe tot 60 a 70 km/u. Op de richel boven de Balcony waait het zo hard dat Pasang en ik helemaal ineengedoken ons met beide handen vast moeten houden aan het vaste touw om de berg niet afgeblazen te worden. Ik voel dat m’n rechter oog bevriest en zowel Passng als ikzelf lopen frostbite op in ons gezicht. Als de wind wat afneemt, klimmen we verder maar net onder de South Summit op zo’n 8600 m besluit Namgya na kort overleg dat we terug moeten gaan. Het is 3uur. Misschien halen we de top, maar dan is de kans dat we daarna nog levend naar beneden komen gering. De terugtocht is vreselijk. We waren voorbereid op diepgevroren lijken die daar al maanden of jaren lagen, maar niet op stervende en dode klimmers. Een groep klimmers, kennelijk uit India, die een dode kameraad, voeten provisorisch bij elkaar gebonden met een touw om z’n middel, mee proberen te nemen naar beneden terwijl een andere man in hun team stervende lijkt – hij gaat telkens liggen en zo. Een Koreaan die het op onze heenweg al niet lijkt te trekken en, naar we later hoorden tevergeefs met veel geld geprobeerd heeft zuurstof en hulp in te kopen, zit er nog steeds. Hij beweegt nog flauwtjes maar zal het daglicht nooit meer zien. Op een gegeven moment loopt het touw over iemand die het niet gered heeft: het is luguber om je zelfzekering op de borst van het lijk te moeten losmaken en vervolgens aan z’n middel weer vast te maken. Het slechte weer houdt aan en m’n sneeuwbril vriest helemaal dicht zodat ik nog minder zie. Ik hobbel maar achter de anderen aan naar beneden. Om een uur of 7 zijn we voledig gedesillusioneerd weer in kamp 4. We breken het kamp af en gaan naar beneden. Een lange tocht. We raken elkaar, ook door de drukte en heel langzame klimmers, wat uit het oog. Ik kom om 14:20 in kamp 3 aan en wacht daar een uur. Als de anderen er dan nog niet zijn, ga ik maar alleen verder. Op een gegeven moment komt Pemba me tegemoet met drinken. Namgya heeft hem gebeld met de satphone. De anderen zitten een uur achter me. Om 17:15 kom ik uitgeput aan in ABC. De rest komt om 18:30. Pemba brengt eten in onze tent zodat we in onze slaapzak kunnen blijven. Hoewel ik 22 uur non-stop in touw geweest ben en fysiek uitgeput, kan ik slecht slapen: de vreselijke beelden, de desillusie van de mislukking, de vraag wat nu – alles tolt en draait door m’n hoofd. De volgende morgen (20 mei) staat Pemba om 5 u met koffie klaar. Na het ontbijt breken we ABC af en vertrekken we naar EBC. De Cwm maakt voor het eerst z’n reputatie als oven klaar en de Khumbu Ijsval is hard aan het smelten en het aantal ladders lijkt verdrievoudigt. Moe komen we in EBC aan. Ik ga naar de medische post om te vragen hoe het met Pem is: alles blijkt naar omstandigheden ok. Rachel, de arts die al eens bij ond op de thee is geweest zegt echter als ik binnenkom ‘my goodness, you lost weight’. Inderdaad denk ik dat ik ruim 10 kg kwijt ben geraakt de afgelopen tijd. M’n bevroren oog ziet rood en voelt zanderig, maar volgens Rachel is er geen blijvende schade. De frostbite geeft echter permanente littekens. Van Rachel hoor ik ook de bittere balans van de toppogingen op 20 mei: 6 mensen op de top vanuit Tibet, van wie er 4 omkomen op de terugweg. Geen enkele geslaagde toppoging van ‘onze’ kant, maar al 5 bevestigde slachtoffers. De beslissing een toppoging te wagen was fout, gebaseerd op een foute weersverwachting. De beslissing om op zo’n 250 m onder de top terug te keren was echter juist…