Vanmorgen (20 Juli) naar de Russische ambassade geweest om m’n visum aan te vragen. Op de website van de Russische ambassade staat trots vermeld dat het met ingang van 1 juni 2007 slechts één week duurt om een visum te krijgen. Ik besluit daarom het zelf aan te vragen omdat ik tè vaak voor m’n werk naar het buitenland ben om m’n paspoort 2 weken te kunnen missen. Gisteravond teruggekomen van 3 dagen Engeland en vanmiddag op vakantie met m’n gezin…. dus vanmorgen maar een visum gaan aanvragen. De ambassade is niet ver van kantoor dus ik parkeer m’n auto daar en wandel via de Javastraat, langs diverse andere ambassades zoals de Argentijnse en Poolse ambassades. Beide keurig in de verf, aangeharkt en representatief, maar dat viel me toen nog niet op. Ik nader de hoek van de Javastraat en de Laan van Meerdervoort waar de Russische ambassade op nummer 1 gevestigd moet zijn. “Hij is verplaatst”, schiet het door me heen als ik in de verte het gebouw op de hoek ontwaar waar een vies bruinig en gescheurde rood/witte vlag voor de nationale trots van de Russische Federatie poogt door te gaan. Verder hangen er scheve, kapotte jaloezieën voor de ruiten en ziet het er allemaal als een onbewoonbaar verklaard bouwval uit. Om de hoek waar de ingang blijkt te zijn, blijkt de ambassade wel degelijk in gebruik. De deur is dicht en een bord geeft aan dat consulaire diensten alleen tussen 10 en 13 u beschikbaar zijn. Op de website stond toch dat ‘ie 9 uur open zou gaan ? Het is nu 9:20 u. Ik sta kennelijk duidelijk te aarzelen wat te doen en een wachtende taxichauffeur roept met toe: “Ring the bell on the right ! Just ring!”. Inderdaad zit rechts een bel. Ik bel aan en de deur wordt meteen opengedaan. “Ik kom voor een visum” zeg ik en de man die opendeed wijst naar een rij. Ik loop erheen en waan me in een voormalig Oostblokland. Het ziet er allemaal armetierig en vervallen uit. Het is er warm. Er zijn twee loketten: achter de één zit een oudere vrouw en er staat een vrouw voor met kratten vol pasporten en aanvraagformulieren. Later realiseer ik me dat dit waarschijnlijk de juffrouw van de Visumdienst is die alle aanvragen stuk-voor-stuk inlevert. Ze is een duidelijke routinier. Zodra de oude vrouw achter het loket piept, verdwijnt de aanvraag flux in een kratje op de grond. Zo niet de personen in de rij voor het andere loket, waarachter een jonge aantrekkelijke, maar uiterst weinig toeschietelijke blondine zit. Ik ben de zevende in de rij en het lijkt allemaal niet vlot te gaan. De persoon die aan de beurt was toen ik binnenkwam, loopt met een licht verbijsterde blik weg waarna een –kennelijk Russische- man aan de beurt is. Die krijgt na enige tijd een stapel formulieren mee en gaat aan een tafeltje braaf de gigantische stapel invullen waarbij hij af en toe even terugloopt naar het loket om iets te vragen. De volgende man die aan de beurt werkt voor Interfax en moet maandag naar Moskou. “Express visa bestaan niet meer”, herhaalt de blondine als een kapotte grammofoonplaat telkens weer. De man heeft geen verklaring dat ‘ie verzekert is voor medische kosten. Hij krijgt een faxnummer op een vodje papier mee om de gegevens te faxen, maar zal z’n visum niet vóór maandag krijgen terwijl hij z’n vroege vlucht voor maandag al geboekt heeft… De volgende persoon blijkt weer een Rus. Die krijgt ook huiswerk en gaat braaf aan de slag. De volgende is aan de beurt: een mevrouw met wèl een hotelreservering, maar géén bevestiging. “Ja maar, het reisbureau zei dat dit voldoende was” is haar verweer. Ik hoor het, inmiddels bekende, riedeltje: “Oe chebt vier dokoementen nodig: pasport, hotelbevestigieng, verklarieng ziektekosten verzekerieng, visa-formoelier”. Ook deze mevrouw druipt af. Ik begin me ondertussen zorgen te maken of mijn formul;Ieren wel kloppen. De man voor me is aan de beurt. Weer een zakenman, een Zuidafrikaanse bierbrouwer. Maar weer klinkt het “Oe chebt vier formoelieren…”. Hij blijkt geen verzekeringverklaring te hebben en, hoewel pratend als Brugman, komt ‘ie geen stap verder met de onverstoorbare blonde schoonheid: “Oe chebt vier formoelieren nodig”. Duidelijk ontstemt, verdwijnt de man. Ik ben aan de beurt. De blondine is in gesprek met een vrouw ergens achter haar in het kantoortje. Ik wacht geduldig, terwijl ik me afvraag of er ooit iemand wèl eens met succes iets afrondt hier, tot ze met een ongeduldig handgebaar aangeeft dat ik m’n formulieren kan geven. Ik krijg ze vrijwel meteen weer teruggeschoven. Gelukkig blijk ik alleen m’n handtekening helemaal onderaan vergeten. Maar Niels blijkt ons verder helemaal picobello geïnformeerd te hebben, want de blondine vouwt de formulieren op en sist: “Twee augoestoes”. Twee augustus ? “Twee augoestoes, klaar” zegt ze. Yep, het is gelukt: over anderhalve week kan ik kennelijk m’n visum komen halen. Met een blauw formuliertje in m’n hand loop ik uit dit Sovjet-reservaat weer naar buiten waar aan de ene kant van de deur de Interfax-man en aan de andere kant de Heineken-man druk gesticulerend in hun mobieltje staan te praten.